Woordenlijst

hond

Yǒu rén shuō Zhōngguórén xǐhuān chī gǒuròu.

‘Men zegt dat Chinezen van hondenvlees houden.‘

yǎnjīng

眼睛

zelfstandig naamwoord

oog

Zhèi ge xiǎoháir de yǎnjīng zěnme zhème dà!

‘Wat heeft dat kind een grote ogen!‘

máo

毛

zelfstandig naamwoord

vacht, lichaamshaar

Nèi zhī gǒu máo hēi-hēi de.

‘Dat hondje heeft een pikzwarte vacht.‘

hēi

黑

bijvoeglijk naamwoord

zwart, donker

Tiān hēi le.

‘Het wordt al donker.‘

zhī

只

klassewoord

voor: dieren (hond, kat enzovoort)

Nǐ yào něi zhī gǒu?

‘Welke hond wil je?‘

bié

别

verbod, afrader

je moet niet, jullie moeten niet

Wǒmen chī fàn le. Bié shuō huà le!

‘We gaan eten. Niet meer praten!‘

línjū

邻居

zelfstandig naamwoord

buren

Tāmen bù xiǎng gēn línjūmen yìqǐ chī fàn.

‘Ze willen niet samen met de buren eten.‘

qíguài

奇怪

bijvoeglijk naamwoord

vreemd, raar

Zhēn qíguài. Shí’èr diǎn le, tā hái bú zài jiā.

‘Vreemd. Het is al twaalf uur en nog is ze niet thuis.‘

kuài

快

bijvoeglijk naamwoord

snel

Tiān a, nǐ shuō de zěnme zhème kuài ya.

‘Mijn hemel, wat spreek jij snel.‘

yìdiǎn

一点

licht vergrotende trap

een beetje (meer, minder, sneller, trager, enz)

Qǐng nǐmen chī de kuài yìdiǎn, wǒ yào zǒu le.

‘Eten jullie alsjeblieft een beetje door, ik moet weg.‘

fēn

分

klassewoord

minuut

Wǒmen hái yǒu jǐ fēn zhōng?

‘Hoeveel minuten hebben we nog?‘

yìsi

意思

zelfstandig naamwoord

betekenis, bedoeling

Zhèi ge zì shì shénme yìsi?

‘Wat betekent dit woord?‘

Nǐ (shì) shénme yìsi?

‘Wat bedoel je?‘

yǒu yìsi

有意思

werkwoord + zelfstandig naamwoord

interessant, leuk

Nǐ de shū yǒu yìsi ba?

‘Je boek is zeker interessant?‘

yòu… yòu

又

én… én

Tā xiě zì xiě de yòu kuài yòu hǎokàn.

‘Hij schrijft én snel én mooi.‘

zāng

脏

bijvoeglijk naamwoord

vies

Wǒ de shǒujī zāng le, yīnwèi yòng de tài duō le.

‘M’n mobieltje is vies geworden omdat ik het te veel gebruik.‘

xiǎobiàn

小便

werkwoord

plassen

Máomao qù xiǎobiàn le.

‘Máomao is een plasje aan het doen.‘

dàbiàn

大便

werkwoord

poepen

Gǒu zài zhèr dàbiàn, shéi lái dǎsǎo ne?

‘Als die hond hier poept, wie ruimt dat dan op?‘

dǎsǎo

打扫

werkwoord

schoonmaken, opruimen

Zhèr tài zāng le. Qǐng nǐmen dǎsǎo-dǎsǎo.

‘Het is hier vreselijk vies. Willen jullie even opruimen?‘

yǐjīng

已经

bijwoord

al, reeds

Wǒ yǐwéi tā bú dào sìshí suì, dàn tā yǐjīng wǔshí duō le.

‘Ik gaf haar nog geen veertig, maar ze is al over de vijftig.‘